Waarom zo’n ingewikkelde energierekening?
De jaarlijkse particuliere rekening voor elektriciteit en gas was altijd al complex, maar wordt er niet beter op. En onze wetgever eist ook deze complexiteit van de energieleveranciers en netbeheerders. Een korte analyse.
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen het leveringsdeel (de kilowatturen en kuubs gas die door de leverancier in rekening worden gebracht) en het transportdeel (voor het – door de regionale netbeheerder – ter beschikking stellen en houden van de aansluitingen en meters die transport van elektriciteit en gas mogelijk maken).
Het leveringsdeel bij elektriciteit bestaat uit:
- Vastrecht: Het commerciële tarief van de leverancier welke hij als vast bedrag wil ontvangen: varieert in de praktijk tussen de € 0,- en € 75,- per jaar.
- Hoogtarief (HT): het verbruik op werkdagen tussen 7u en 23u (of 21u in Brabant en Limburg), vermenigvuldigd met het commerciële HT van de leverancier: varieert in de praktijk tussen de € 0,05 en € 0,10 per kWh.
- Laagtarief (LT): het verbruik op werkdagen tussen 23u (of 21u in Brabant en Limburg) en 7u en tijdens feest- en weekenddagen, vermenigvuldigd met het commerciële LT van de leverancier: varieert in de praktijk tussen de € 0,03 en € 0,07 per kWh.
- Energiebelasting: Het tarief dat de leverancier uit naam van de overheid in rekening moet brengen en afdragen aan de belastingdienst, vermenigvuldigd met de totaal afgenomen kilowatturen: voor kalenderjaar 2012 geldt € 0,114 per kWh (tot een jaarverbruik van 10.000 kWh. Daarna wordt het tarief gestaffeld lager).
- Heffingskorting: Het bedrag dat de leverancier namens de overheid in mindering moet brengen en mag aftrekken van de afdracht van energiebelasting aan de belastingdienst: voor 2012 geldt € 318,62 per kalenderjaar (bij een pand met verblijfsfunctie). Het dient ter compensatie voor de hoge energiebelasting per kWh.
- BTW: over de totale uitkomst van de bovengenoemde componenten wordt 19% omzetbelasting geheven. Dus ook over de energiebelasting en heffingskorting.
Het transportdeel bestaat uit:
- Vastrecht: Het tarief dat de regionale netbeheerder rekent voor haar administratieve kosten: gemiddeld € 18,- per jaar.
- Periodieke aansluitvergoeding: Het tarief dat de regionale netbeheerder rekent voor de instandhouding van de aansluiting. Na 25 tot 35 jaar zal immers de aansluiting vervangen moeten worden: gemiddeld tarief is € 22,50 per jaar, afhankelijk van de regionale netbeheerder.
- Meetdienst: De vergoeding voor het in stand houden van de (slimme) meter en het uitlezen ervan. Ook de kosten van de meteropnemer worden hiervan betaald. Gemiddelde tarief is € 26,40 per jaar.
- Systeemdiensten: Een vergoeding welke wordt geheven uit naam van en afgedragen aan de landelijke netbeheerder TenneT. Gemiddeld tarief is € 4,16 per jaar.
- Capaciteitstarief: Een vergoeding die wordt betaald voor het ter beschikking houden van het maximaal benodigde vermogen in het hele net van de netbeheerder. Voor een huisaansluiting van 1×35 Ampère of 3×25 Ampère, bedraagt deze vergoeding gemiddeld € 135,- per jaar.
- BTW: over de totale uitkomst van de bovengenoemde componenten wordt 19% omzetbelasting geheven.
Deze bovengenoemde opsomming is nog slechts voor elektriciteit. Het factuurdeel voor gas is al niet veel simpeler en kent bij veel leveranciers nog zoiets vaags als “Regiotoeslag”. Leveranciers worden door Gasunie geconfronteerd met verschillende exitkosten, afhankelijk van de plek in Nederland waar ze dat gas uit het hoofdtransportnet halen. Grosso modo kan men stellen: Hoe verder van Groningen hoe duurder deze exitkosten. Veel leveranciers “vertalen” deze regio-afhankelijke kosten in een tarief per kuub (regiotoeslag). Door deze regiotoeslag hoog in te zetten (tot 5 cent per kuub) kan het gepresenteerde leveringstarief zeer laag worden aangeboden. Op die manier lijkt de leverancier gunstige tarieven te hanteren omdat de term “regiotoeslag” als iets onvermijdelijke wordt ervaren. Steeds meer (nette) leveranciers verdisconteren deze kosten echter netjes in de commercieel leveringsprijs en presenteren de consument een totaalprijs per regio.
Slechts 6% van de, door de Consumentenbond geselecteerde, proefpersonen, slaagden erin om hun eigen energiekosten juist te berekenen. De conclusie was dan ook heel terecht: “Zelf de energiekosten berekenen – Een onmogelijke opgave”.
Door wetgever, toezichthouder (NMa/Energiekamer) en gezamelijke netbeheerders, worden zaken onnodig ingewikkeld gemaakt.
Het zou zoveel simpeler kunnen
Door een aantal simpele ingrepen in de weergave, kunnen zaken op de energiefactuur veel simpeler worden weergegeven. Als eerste alle tarieven vermelden inclusief BTW. Ten tweede, de vaste tarieven van de netbeheerder (sinds 2009 kent de netbeheerder immers geen enkel kilowattuur afhankelijk tarief meer) integraal presenteren. Ten derde de kilowattuur afhankelijke componenten uitsluitend opgeteld presenteren.
Uitgaande van een gemiddeld jaarverbruik van een huishouden van 1.700 kWh hoogtarief en 1.800 kWh laagtarief, zou een jaarafrekening er zo simpel uit kunnen zien:
- Hoogtarief 1.700 kWh a € 0,23086 = € 392,46
- Laagtarief 1.800 kWh à € 0,19516 = € 315,29
- Net-, meet- en transportkosten € 245,21
- Heffingskorting -/- € 379,16
- Totaal € 573,80
Zo simpel zou dus een jaarrekening elektriciteit eruit kunnen zien. En alle eerder genoemde componenten zitten er in verwerkt!
Helaas is de realiteit anders. De overheid wil een zeer specifieke, dus voor de meeste mensen onduidelijke, energiefactuur. En de (inmiddels demissionaire) minister van EL&I, Maxime Verhagen gaat het nog erger maken: hij is voornemens om een aparte SDE-opslag in de energienota te laten opnemen. Deze toeslag, welke ter dekking voor de kosten van de Subsidie voor Duurzame Energie (SDE) is, zou ook in rekening gebracht kunnen worden door een kleine verhoging van de Energiebelasting, wat in ieder geval niet voor nog meer complexiteit zou zorgen.